Met een Sail Impala op de wadden

Artikel gescheven voor het clubblad "Horsevoer" van de Sailhorse vereniging

Op, bewonderenswaardig vasthoudend, aandringen van Tjapko Adams heb ik eindelijk de moed en tijd gevonden om het een en ander uit de doeken te doen over een nabij familielid van de Sail Horse: de Sail Impala. Dit type is, geloof ik, net iets langer met zijn 6.75m en royaal breder (2.35m) door breed uitlopende gangboorden. Gebouwd door de roemruchte Zorab, is het type niet een al te lang leven beschoren geweest: ze had beter verdiend.

Het begin

In 1976 aangeschaft als familieboot had onze Impala ook een betere start verdiend. Voor het merendeel nauwelijks ingewijd in de zeilkunst hebben mijn broeders en zusters en ikzelf (ik was toen 20, een late starter dus) ons de zeilkunst eigen gemaakt tot schade van haar sierlijke neus en flanken. Ook qua onderhoud viel er het een en ander te leren, zodat in de eerste 10 jaar van haar leven de gelcoat meer heeft geleden dan eigenlijk goed voor haar was.

De oversteek naar Terschelling

Inmiddels is de familie over het hele land uitgezwermd en raakt de boot in de jachthaven van Sneek een beetje in de vergetelheid. Door mijn werk kom ik tenslotte op Terschelling terecht en daar ik de meest frequente bootgebruiker van de familie ben, wordt besloten de impala dan maar in de, net nieuwe, jachthaven van Terschelling te stationeren. Tot die tijd hadden we de Friese meren verkend en ons met wisselend succes een paar keer op het IJsselmeer begeven. Het plan om alleen de waddenzee over te steken doet me het klamme zweet reeds uitbreken. Evengoed wordt de reis binnendoor naar Harlingen aanvaard en, na hoognodig toiletbezoek aldaar, gaat het richting Terschelling. Tot mijn eigen verbazing gaat alles redelijk goed en na 4 uren varen is de eerste oversteek gemaakt.

De renovatie

Na drie weken is het effect van het zilte nat te zien: een egale centimeter dikke laag van zeepokken op het onbeschermde onderwaterschip. Zonder antifouling gaat het hier dus echt niet. Eerst maar eens groot onderhoud dus. De zeepokken worden eraf gestoken (een emmer vol), het onderwaterschip geschuurd, bijgeplamuurd, in de "Ruwa Heavy Coat" gezet, (hier en daar een oogje dichtgeknepen bij osmose-blaasje en scheurtjes waar steeds opnieuw water uitkomt). Tenslotte een laag Ruwa Chloorrubber Antifouling.

Het bovenwaterschip meteen ook maar een ander kleurtje gegeven en eindelijk een naam bedacht en erop geplakt. Seefonk: de lichtgevende algen in zee (Friese spelling) die een beetje in dezelfde kleur schijnen als de nieuwe kleur van de boot.


Verdere aanpassingen aan de nieuwe vaaromgeving: - de verstaging van 3 mm is wat aan de dunne kant en daarom vervangen door 4 mm - het vooronder was afgesloten met een, niet goed passend en gescheurd, kunststof schot met deurtjes. Dit vervangen door watervast hechthout. Het vooronder blijft nu meestal droog. - de mast op het dek gezet i.p.v op de kuipvloer (zie verderop) - vast kompas gemonteerd - een tweede reef in het grootzeil gemaakt. Zeer nuttig, zeker bij solozeilen, zoals bij mij meestal het geval is - een (plastimo 406) rolfok met voorstagprofiel gemonteerd. Dit ter vervanging van de originele 'rolfok' die het voorstag oprolde. Dit werkte voor geen meter. - een goed danforth anker gekocht met 2 meter kettingvoorloop. - een dektent gemaakt die met drukknopen wordt vastgezet en de kuip verandert in een redelijk riante tent (regen- en mugdicht).

De hefkiel

De hefkiel met ballast bulb is in eerste instantie op dezelfde manier behandeld als het onderwaterschip. Dat was geen goed idee. Na een half jaar zaten er gaten in van een centimeter diep en van verf was nauwelijks meer sprake. Typisch voorbeeld van elektrolytische corrosie. De volgende poging is uitgevoerd met 2 componenten Ruwa Epoxy-tar (4 lagen). Daaroverheen een laag Ruwa HeavyCoat en vervolgens antifouling. Verder heb ik net boven de bulb een paar zink-anodes aangebracht en maar weer geprobeerd. Nu gaat het goed. Na 4 jaar waren de anodes op en zijn vervangen. Ze doen het dus.

De mast

Origineel staat de mast op de kuipvloer en loopt door een uitsparing in de buiskap. Dit leverde mij wat ergernissen op: - bij regen loopt er water in de kuip. Hinderlijk tijdens kamperen met de boot - als de kiel omhoog is gedraaid, is de mast niet meer te strijken - de fokkeschoot bleef altijd haken in de uitsparing in de buiskap - bij strijken van de mast moesten de zijstagen altijd eerst worden losgemaakt Trimtechnisch schijnt het geen goede beslissing te zijn, maar ik heb de mast boven op de buiskap gezet (en er dus een stuk af gezaagd). Als ondersteuning heb ik van RVS een poot gemaakt die aan de bovenkant de hele uitsparing van de buiskap bedekt. Geen lekkage meer dus. Tevens kon ik op de maststeun het, lekker grote, kompas monteren, zichtbaar vanuit de hele kuip, ook 's nachts. Nadeel van deze ingreep is dat de mast nu (mede door het voorstagprofiel van de rolfok) eigenlijk niet meer door één persoon overeind kan worden gezet.

Droogvallen

Het leukste aan het zeilen op de wadden is het prutsen met de stroom, de slenkjes, prielen, ondieptes en zandbanken. Tussen de boeien in de vaargeul varen is ook leuk, maar het vaargebied is zoveel groter. Zou ik over die plaat kunnen of is het tij vandaag niet hoog genoeg? Waar ligt nou precies de rand van dat geultje en is dat anders dan vorig jaar? Met een hefkiel hoef je (tenminste bij rustig weer en kalme zee) niet bang te zijn langdurig aan de grond te raken. In geval van twijfel is het gewoon een kwestie van proberen. Overigens heb ik nog nooit ongewild een tij droog gelegen. Het is trouwens ook prettiger om vrijwillig een goed plekje uit te kunnen zoeken om droog te vallen. In de eerste plaats moet de wind gunstig zijn. Met Noordelijke wind is het heel comfortabel droogvallen onder de eilanden. Daarnaast moeten er geen snelle veerboten, Urker vissersschepen en gefrustreerde, overgemotoriseerde watercaravan bezitters voorbij scheuren als je net zo'n beetje aan de grond zit. Dat heeft me al eens een boot halfvol water en 2 gekneusde ribben opgeleverd. Tenslotte moet er genoeg tijd, eten en drinken aanwezig zijn om voor je plezier droog te vallen. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan is het droogvallen leuk. De bulb aan de hefkiel zakt, door wat heen en weer wiebelen tijdens het droogvallen, meestal wel zover in het zand dat de boot redelijk rechtop blijft.

Kamperen

Ieder jaar ga ik, meestal alleen, soms in gezelschap van echtgenote, een week er opuit. Friesland door, het IJsselmeer rond, eiland-hoppen of iets dergelijks. Ik lig dan alleen bij hoge uitzondering in een jachthaven. Bij voorkeur gewoon ergens achter wat struikgewas of zo ten anker. Even zwemmen, eten koken, dektent erover, trekzak spelen, lezen, slapen, lang uitslapen, weer zwemmen en dan weer een tijdje zeilen. Zonder duidelijke plannen, waar de wind me brengen kan. De buitenboordmotor gebruik ik in de regel alleen om door een brug te varen: brugwachters zijn de afgelopen 25 jaar gemiddeld een stuk zuurder en anti-zeilen geworden. Inmiddels hebben mijn zoons ook lol gekregen in zeilen en gaan 's zomers ook een weekje met vrienden door Friesland toeren.

Echt waddenschip?

Deze vraag is altijd discutabel. Als je het een beetje goed uitzoekt met wind en tij, kan het op de wadden naar verhouding rustig en beschut zijn. Vaak kun je met vrij veel wind nog wel wat opper vinden van een zandplaat. Ook zal, als de stroom en wind in dezelfde richting hebben (strijkend tij), het water meestal vlakker zijn dan bv. op het IJsselmeer. Aan de andere kant heb je bij wind tegen stroom al heel gauw een erg ruwe zee. Aan de wind zeilen schiet dan niet echt meer op: elke golf zet je weer een eind opzij, vooral door zijn breedte en vlakke onderkant. Overstag wordt een kwestie van: lukt het of lukt het niet. Een grote open kuip en laag vrijboord zijn dan ook een nadeel. Als je met de neus in een golf duikt komt er wel eens een flinke plens water naar binnen en dan wordt het echt oppassen. Al met al: het blijft uitkijken dus en een kwestie van juist inschatten van de omstandigheden. En hopen dat alles heel blijft.

Het einde?

In de loop van de jaren is door osmose en beschadigingen steeds meer water in de schuimlaag gaan zitten. Lang geleden zei iemand eens tegen mij: "Ach, met die plastic schepen is het allemaal hetzelfde. Eerst lijkt het heel wat, maar ieder jaar liggen ze dieper en dieper en dieper in het water". Helaas is dat bij mij ook merkbaar. De zelflozers zaten volgens mij vroeger royaal boven de waterlijn. Nu niet meer . Maar we gaan door zolang het gaat en met veel plezier.